Gedichten
(2001)–Jacob Westerbaen– Auteursrechtelijk beschermdMorgenwekker voor de Nederlandersaant.Wat was hier vreugd in 't land toen Karel werd ontboôn
om uit zijn ballingschap weer in zijn rijk te komen,
waar men zijn vader had geworpen van de troon
en kroon en leven door de beul en bijl benomen!
| |
[pagina 33]
| |
5[regelnummer]
De Heren Staten van 't Verenigd Nederland
die zonden naar Breda een vloot van kloeke jachten,
van al wat nodig was voorzien en wel bemand,
die hem en zijn gevolg van daar naar Holland brachten.
Hoe werd hij overal met kelen van kanon
10[regelnummer]
verwelkomd onderweg uit vestingen en steden!
Hoe vrolijk toegejuicht van al wat roepen kon,
waar hij passeren moest in 't komen naar beneden!
Hoe werd hij ingehaald van Delft af naar Den Haag!
Hoe blij, hoe minnelijk! Hoe van de Heren Staten
15[regelnummer]
van Holland daar onthaald! Hoe was daar hoog en laag
in zijn opgaande zon verheugd en uitgelaten!
Hoe menig duizend deed hem uitgelei, als hij
naar Schevening vertrok, alwaar zijn schepen lagen
en wachtten voor de wal! Wat was een ieder blij
20[regelnummer]
als zij hem in de boot, om af te steken, zagen!
Wat was daar volk op strand! Hoe was het hoge duin
bezeten langs de kust door welgenegen mensen,
door mensen zonder eind, tot boven op de kruin
door die hem volgden met geluk en heil te wensen;
25[regelnummer]
daar het geschut, dat langs de oever was geplant,
van verr' hem toeriep 't geen de stem niet toe kon dragen.
Maar hoe is 't nu verkeerd met ons en Engeland.
Wat duister komt er op, vanwaar 't behoort te dagen!
Was dit de vriendschap, die men van zijn majesteit
30[regelnummer]
voor 't goede hart, dat wij hem toonden, had te wachten,
dat tegen alle recht en reden en bescheid
wij onze sterkten en kastelen zien verkrachten?
| |
[pagina 34]
| |
Onz' landen nemen in? De goede onderdaên
van deze staat uit hun bezittingen gestoten?
35[regelnummer]
Onz' koopvaardijlui als vijanden tasten aan?
Onz' schepen van gelei bespringen door hun vloten?
Die op een eerschot, dat men voor hun koning doet,
antwoorden met de laag en leggen z' in ons lenden,
en eer men enig kwaad of vijandschap vermoedt
40[regelnummer]
de dapp're Brakel naar de bleke schimmen zenden?
Die op u loeren en in 't Eng u vatten aan
en slaan haar klauwen in uw rijke koopmanschappen,
verklaren die goê prijs en doen ze voorts ontlaên
en alle billijkheid moedwillig overstappen?
45[regelnummer]
Die u, eer gij door hen tot vijand zijt verklaard,
vijand'lijk handelen die vrienden dacht te wezen,
en u beroven om u met uw eigen zwaard
de oorlog aan te doen, als Cromwell deed voor dezen?
Op, op, Neêrlanders, op! Gij hebt met lui te doen
50[regelnummer]
die op verbonden, noch op recht, noch vriendschap passen.
Waakt op, waakt op! Gij dient u zelve te behoên:
wacht u voor honden die toebijten zonder bassen.
De Leeuw, die 't zwaard voert en de pijlen van het land,
is lang ontwaakt, en liet van ver zijn brullen horen
55[regelnummer]
in het voorleden jaar en is nu zo getand
dat hij zich door geen Dogs zal laten ringeloren.
Ziet, wat een enigheid bij de regering is:
hoe onze Heren het Gemenebest bewaken,
hoe dat zij ijveren voor 's lands behoudenis:
60[regelnummer]
God geef dat zij die hoek te boven mogen raken!
| |
[pagina 35]
| |
Ziet, wat men dagelijks nog zeekastelen bouwt
om hun getal en macht te kunnen vergelijken
met die van Engeland, zo dat men nu vertrouwt
dat men daarin voor hen niet hoeven zal te wijken.
65[regelnummer]
Ziet, wat toerusting van bijzond're wordt gedaan,
die hopen dat de buit de kosten zal betalen
en het gemene land bereid zijn bij te staan
met volk, dat voor een hel een roof vandaan zou halen.
Ziet, hoe de hoofden van de schepen zijn gemoed,
70[regelnummer]
hoe dat het bootsvolk brandt om aan de dans te raken,
hoe 't op de vlaggen vlamt, en meent al hand en voet
te hebben in het want, om die tot buit te maken.
Voor uwe vrijheid hebt gij eertijds goed en bloed
gewaagd en opgezet, en Hij is nog in 't leven
75[regelnummer]
die u geredderd heeft in al uw tegenspoed:
Zijn rechterhand die zal u nu ook niet begeven.
't Is waar: wij hebben met een machtig rijk te doen,
maar Spanje was niet min - toch heeft men 't zien verduren,
te water en te land. Laat Engeland vrij woên,
80[regelnummer]
ziet gij op God en hoopt op hulp van goê geburen.
Uw zaak is goed en 't schort aan onze zijde niet,
dat deez' geschillen niet geëffend kunnen werden.
Wij zoeken vreê en zij onlijdelijk gebied,
dat bloed zal kosten zo zij in hun kwaad volherden.
85[regelnummer]
Maar God zij tussen ons en hen getuige, dat
wij onze handen daarvan zullen kunnen wassen.
Wat is daar bloeds gestort! En zijn zij 't nog niet zat?
Zo breng' hen God te schand die nergens op en passen!
|
|