Wij gelooven in den film
(1926)–Constant van Wessem– Auteursrecht onbekendEen belijdenis van onze generatie
[pagina 25]
| |
Beschouwing over het filmscenarioEerst wanneer de geaardheid van een idee, dat een auteur bezig houdt, een cinematografisch karakter draagt, eerst dan kan, doch moet ook een filmscenario ontstaan. Het filmscenario is even als het gedicht, het proza of het tooneelstuk een vorm van uiting, die dwingend is voor een bepaalde inspiratie van den auteur. Het filmscenario is ouder dan de cinematografie, en bestaat vanaf het eerste ontwikkelingsstadium van de wereld-litteratuur. Niet de uiterlijke vorm, (de indeeling in beelden en de tusschenvoeging van teksten), maakt een bepaald product tot een filmscenario, doch zijn innerlijke kwaliteiten. Elk boek, dat sterk visueel is, en waarin de psychologische motieven tot uiting gebracht worden door actie, of meer in 't algemeen gezegd, door de physische verschijnselen, die de psychologische voorgangen begeleiden, is uit den aard der zaak een filmscenario. Niet de typografische indeeling doch de inhoud maakt het filmscenario. Zoo is dus het filmscenario ontstaan uit de litteratuur, en de vraag doet zich voor hoe de litteratuur zich in de toekomst tegenover het filmscenario heeft te stellen. De filmscenarioschrijver zal niet zoeken naar litterair bizonder schoone zinnen om de beelden, waaruit zijn scenario samengesteld is, te beschrijven, immers niet de beschrijving, doch de film zelve vormt het einddoel. Op grond hiervan is het filmscenario echter niet uit de litteratuur te bannen, daar het litteraire kunstwerk niet gevormd wordt door middel van de schoone uitdrukkingswijze, doch door middel van de artistieke vizie, die langs den weg van het geschreven woord overgebracht wordt op den lezer. Een werk, dat slordig en onschoon geschreven is, kan ondanks dit feit door zijn bizondere inhoud een litterair kunstwerk zijn. Het geschreven woord voldoet reeds om een product tot litteratuur te maken, terwijl het bovendien door de inhoud tot een kunstwerk kan worden. Niet de uitdrukking, doch de vizie en de suggestie vormen het voornaamste element van het litteraire kunstwerk. Behoort dus theoretisch wellicht elk filmscenario tot de litteratuur, practisch zal er een onderscheid gemaakt dienen te worden, en wel dusdanig, dat slechts die filmscenario's tot de litteratuur gerekend dienen te worden, die niet in den engeren zin van het woord een leiddraad zijn van speler en regisseur, overladen met | |
[pagina 26]
| |
aangiften omtrent details in gebarenspel en technische aangiften de opname, etc. betreffende, doch die slechte een suggestieve opsomming vormen van de artistieke beelden en voorzien zijn van de begeleidende teksten. De litteratuur bezit niet veel van zulke scenario's. Hasenclever's ‘Die Pest’ is een uitstekend voorbeeld van een goed litterair filmscenario, dat niet zooals zooveel tooneelstukken, ‘verlitteratuurd’ is.Ga naar voetnoot1) Wel degelijk moeten ook de zoogenaamde titels in een scenario een innerlijke waarde hebben, en deze moeten door den auteur gedurende het schrijven van het scenario ‘gehoord’ zijn. Wanneer de titels slechts een verklarende dienst doen, dan is er van filmmanuscript geen sprake meer, en zeker kan de waarde van een scenario getoetst worden aan de titels. De titels moeten dienen tot versterking van de suggestie der beelden, en niet tot verklaring van deze. Hoogstens mogen de titels vormen een aanvulling van de situatie, een versterking van de stemming, of een verhooging van de karakteristiek, en op deze wijze kan de titeltekst gesteld worden naast de functie die de begeleidende muziek ten opzichte van de film vervult. Wanneer in een filmscenario een titel voorkomt, bestaande uit een, door een der spelers gesproken zin, dan verzwakt dit de waarde van het manuscript, tenzij deze gesproken zin karakteristieke waarde heeft. Wanneer men bijvoorbeeld op het doek ziet hoe een dief gearresteerd wordt door een detective, dan is dit beeld van zichzelf duidelijk genoeg, daar het gebaar waarmede de detective zijn hand op de schouder van den dief legt, en diens onwillekeurige ineenkrimpen voor zichzelf spreken, volgt dan echter nog de titel: ‘In Naam der Wet’, dan heeft die titel een karakteristieke waarde voor de situatie. Een belangrijke factor van de psychologische werking van de titels is ook, dat zij in rythmische regelmaat de spanning van het vizueel waarnemen bij de toeschouwers onderbreken. Van deze regelmatige onderbreking komt een toe- en afname in de origineele waarneming tot stand, die weldadig werkt, en sterk schijnt overeen te komen met de eischen, die de wezensgeaardheid van ons vizueel waarnemen stelt. Een film geheel zonder | |
[pagina 27]
| |
tekst is, al is de handeling nog zoo duidelijk, immer vermoeiender als een film met tekst. Gedeeltelijk is de tekst in het filmmanuscript te vergelijken met de gesproken gedeelten, die men waarneemt in dagdroomen. Daar de film zeer veel gemeen heeft met den dagdroom, o.a. de vizueele techniek en het wenschvervullende element, dat zoozeer typeerend is voor den dagdroom, kan men het filmscenario met zeer veel recht noemen: een neergeschreven dagdroom met artistieke kwaliteiten. Nimmer zal een film werkelijk goed zijn, als zijn kern, het filmmanuscript niet inderdaad die motorische elementen bevat waardoor het organisme van een film opgebouwd en gevoed kan worden. Een film, samengesteld naar een scenario, dat aan het intrinsieke van het wezen van de film vreemd blijft, zal slechts een schijnleven kunnen voeren. Hierin nu ligt nog de fout van de Duitsche zoowel als van de Amerikaansche filmindustrie, dat nog immer zeer veel films vervaardigd worden naar manuscripten, die naar wezen aan den film vreemd zijn. Te veel nog worden boeken verfilmd, omdat zij in de litteratuur een succes waren, zonder dat men die boeken eerst keurt naar hun ‘filmgehalte’. Een film, opgebouwd op een scenario, dat naar wezen werkelijk film-scenario is, zal, al is het scenario nog zoo eenvoudig, minstens dragelijk zijn, daarentegen zal een film, waarvan een beroemde roman de grondslag vormde, die niet van begin tot eind aan de film verwant is, nimmer een bevredigend resultaat opleveren. Het merkwaardige is, dat vaak een eenvoudige sensatiefilm (b.v. een Harry Piel-film) op een beter manuscript opgebouwd is, dan de een of andere film-schlager, die doorgaat voor een product van bizonder groote aesthetische waarde. Het wil mij dan ook voorkomen, dat de verbetering van de film voor een groot gedeelte uit zal moeten gaan van een betere keuze van filmscenario's. Er zijn twee soorten van filmmanuscripten. Het eene soort is het genre, dat in zijn voornaamste kenmerken (goed slot, etc) geheel overeenkomt met de dagdroom, het andere soort is het genre van meer zuiver artistieke geaardheid. Het eerste soort is zeker niet minderwaardig, en het laatste kan goed zijn, doch bevindt zich in een beginstadium, dat zich over het algemeen (er | |
[pagina 28]
| |
zijn uitzonderingen) kenmerkt door een sterke cinematografische bloedarmoede. Hierin dient verbetering te komen door beter begrip van het wezen van de film. Zeer veel filmscenario's bezitten van zichzelf slechts uiterst geringe aesthetische waarde, doordat de vizie niet artistiek is. Toch kunnen dit zeer goede filmscenario's zijn, daar zij de spelers de gelegenheid kunnen bieden, de vizie, die op zichzelf nog niet artistiek door den auteur werd gezien, op een esthetisch niveau te verheffen.Ga naar voetnoot1) De kunstwaarde kan in zoo'n geval alleen ontstaan bij verfilming, en deze is dan ook alleen gelegen in de film, door het spel van de acteurs, en door de bizondere kwaliteiten van den regisseur. Dat ook deze scenario's niet als litteratuur gerekend mogen worden, althans practisch niet, spreekt vanzelf. Zoodra echter een filmscenario, zonder dat een te veel aan technische vingerwijzingen den indruk stoort, een artistieke vizie aan den lezer suggereert, is er sprake van een litterair kunstwerk. gerard van duyn |
|