señor, moet men werken, zeer zeker. Maar er zijn andere uren dat men droomen mag, of zich ten minste het paradijs herinneren... Wanneer nu de menschen zoo dom zijn, dat zij ook in hun vrije uren een haastigen slaaf blijven en de goede dingen der aarde slordig en onrustig doen...
Ik hoorde een beweging achter mijn rug, het moest de Indiaansche met haar wijze oogen wezen...
- Ja, zei ik, - maar...
- Ja, zei hij, maar wat hebben zij die er anders over denken voor beters uitgevonden, señor? Betere sigaren? Ha! Zij hebben den sigaren-aansteker uitgevonden! Een machine om haastiger aan te steken, en die... En zij hebben de takabsdistributie uitgevonden! Ha! Alleen al als ik denk aan wat zij hebben uitgevonden, rook ik onrustiger, señor...
En de vulkaan, in de verte, of hij het gehoord had, blies een dikken, van onder zwavelkleurig en vurig verlichten vuilen damp uit.
- Ik behoef het UEd. niet te zeggen, zei hij, weer kalmer, maar in de sigaar is den menschen iets gegeven om de ware wereld te beseffen die ons deel kan zijn. Alles zal eens in damp opgaan, en de zee zal zijn waar de aarde was, en de aarde waar de zee geweest is, maar laat ons daarom genieten in de uren die bestemd zijn om genoten te worden, en arbeiden in de uren dat er arbeid moet wezen. Een goede sigaar, señor...
- Er zijn zo weinig goede sigaren, UEd., zei ik.
- Een reden te meer, zei hij. Bovendien, de meeste menschen - en hij keek mij met eenigen spot aan - zijn te dom voor een goede sigaar. Zij verprutsen ze toch. Zij zijn geen heeren voor een sigaar, zij zijn tabaksslaven, zij moeten het maar doen met een blazertje...
- Dat, zei ik, zegt mijn sigarenwinkelier precies zoo.
- Ja, zei hij, natuurlijk. En zoo is het met veel zaken, indien UEd. daar eens over wil nadenken... Maar, komaan, wat zou het? Laat ons rooken, zitten, en zwijgen...
Wij zwegen, zaten en rookten, en keken naar de vulkaan. Het leek uren lang. De zee schitterde in het morgenlicht, de wereld rook