Hij leerde ons het vers hooren en zien: hoe zwaar die wagen ging als men het vers goed hardop zei met een nadruk op de m: dans un chemin... montant... malaisé, hoe de natuurlijke rustpoos tusschen de t van montant en de s van sablonneux dien indruk verhoogde: hoe sterk van werking hier ‘tiraient’ in den derden regel was: men hoorde de wielen piepen en kraken, en hoe langzaam van gang deze heele eerste passage was. De fabel gaat dan o.a. verder:
Une mouche survient, et des chevaux s'approche,
Prétend les animer par son bourdonnement,
Pique l'un, pique l'autre...
‘De opkomst van de mug’, - placht hij te zeggen; en men zag eensklaps hoe licht van woorden de tekst werd, hoe dat lichte survient er staat. Lees eens ‘Une mouche s'approche’ en het lijkt wel een mug met een houten been. En hoe meesterlijk die mug steekt! Pique l'un, pique l'autre, twee felle korte steken, die men voelt in zijn verbeelding. En: approche heeft een zoemtoon...
Dit nu is mij sedert dien bijgebleven als de ware manier om La Fontaine te genieten en te zien welk een groot dichter hij is, die zelden of nooit dichterlijke taal noodig heeft, maar zijn magie van het woord bereikt door de juiste vermenging der elementen: door de letters precies op hun plaats te zetten, en met rythme, zinsbouw, rustpoos, in verfijnden eenvoud een verskunst te scheppen die hem tot een der groote dichters van alle tijden maakt. Want dat is hij: oneindig veel meer dan een verteller van aardige fabels op rijm.
En toen er dan ook bijschriften moesten wezen bij deze twaalf fabelprenten heb ik gemeend dat het beste was, twaalf maal over den dichter te schrijven in dezen zin.
Zijn fabels in het kort na te vertellen in proza ware een ontheiliging; ze nogmaals te vertalen nu Jan Prins het onlangs voortreffelijk deed, een overbodig werk.
Laat ons liever eens nauwkeuriger toezien waarom men bij La Fontaine den krekel zoo goed hoort zingen, waarom de mier zoo bits