| |
| |
| |
Les vins de Bordeaux
De eerste beginselen
Er was eens een Russisch grootvorst die een der groote wijnen van den Bordeaux zoo zeer beminde dat hij geen andere meer aanzag, of ten naaste bij niet, en ieder jaar den ganschen oogst van het kasteel opkocht.
Toen dit ten vierden male geschied was verweet een goed vriend den kasteelheer dat hij een slecht vaderlander bleek, want dat het niet aanging een zoo vermaarden wijn alléén aan vreemden te verkoopen, en na dit vierde jaar was er voor den Russischen grootvorst slechts de halve oogst te koop, dien hij weigerde, want hij was daar kwaad over. Hij was zoo jaloersch als een Rus.
Hij zon op wraak, en wat deed hij? Hij kocht dezelfde druivenstokken als er groeiden op de wijnlanden van dat schoone Fransche kasteel en plantte ze op zijn besten grond in den Kaukasus. Maar het werd niet dezelfde wijn. Het lag aan den grond, zeide men.
Hij deed drie schepen bevrachten met dien besten Franschen grond, en ze werd gebracht op zijn land in den Kaukasus. Maar het werd niet dezelfde wijn. Het lag misschien aan de wijnboeren, zeiden ze. Hij huurde voor hard geld wijnboeren van het kasteel, en zette ze op zijn grond, maar het werd niet dezelfde wijn. Hij vroeg waar het aan lag? Het lag er vast en zeker aan, zeiden ze, dat hij Pierre Chardin niet had, den maître de chai, die den wijn van het kasteel maakte, en die woonde in het derde straatje links...
Hij verzocht den kasteelheer hem voor vier jaar den maître de chai Pierre Chardin af te staan, en de kasteelheer was een zoo wijs man, dat hij dit deed, voor goed goud. Maar het werd niet dezelfde wijn. Toen werd deze Russische grootvorst zoo wild als de Tartaar, die zijn betovergrootvader was; en hij bedaarde weer, en vroeg waar het aan lag, voor den donder!
- Het lag, zei de maître de chai, Pierre Chardin, aan de zon van Frankrijk! Aan den wind en den regen van Frankrijk, aan den steen onder den grond, en den steen onder den steen. Het lag er aan dat de Bordeaux de Bordeaux en de Kaukasus de Kaukasus was...
| |
| |
En aangezien de zon, de wind en de regen en de steen onder den steen niet te koop zijn, en geen mensch eenig landschap in den Kaukasus kan veranderen in een groene helling van Margaux, werd de grootvorst ten slotte een verstandiger mensch, en kocht voortaan jaar in jaar uit den halven oogst van het kasteel, wat hem wèl en goedkooper bekwam. Alhoewel, het dient gezegd te worden, zijn Kaukasische wijn niet kwaad smaakte.
Dit is een oude geschiedenis. Maar gelijk mijn grootvader zeide: men kan met een goede geschiedenis en een goeden wijn best zeven maal kennismaken. Hij placht er een en ander meer bij op te noemen, edoch dat doet hier niet ter zake. Men kan, gesteld dat deze historie niet waar ware, moeilijk een betere verklaring verzinnen waarom sedert zooveel eeuwen de wijnen van Bordeaux zoo goed zijn; ze groeien in het land van Bordeaux, een der beste wijnlanden ter wereld, en elders groeien ze anders.
Het hoofdstuk aardrijkskunde van den wijn is een zeer belangrijk hoofdstuk. Men moet het ten minste terloops kennen; aardrijkskunde, wijnen en veldslagen zijn alleen op het terrein zelf te begrijpen, placht mijn zelfde grootvader te zeggen.
Men moet de landschappen van den Bordeaux kennen, om het duizendvoudig onderscheid der Bordeaux in beginsel te begrijpen; de langgestrekte linkeroeverlandschappen van den Haut Médoc in hun vredige statigheid, en het liefelijker landschap waar de Graves en Sauternes geboren worden, dieper het land in - gezamenlijk het gebied van de groote roode en witte wijnen. Men moet het heuvelland van den rechteroever kennen, waar de Gironde zich schuurt aan de Côtes en waarachter het boerenland van de Entre-Deux-Mers ligt; het steeniger en stoerder land van Saint Emilion, de vriendelijkheid van de vele kleine akkers van Pomerol, de rots van
| |
| |
Fronsac, de landelijkheid en kracht van Bourgeais en Blayais. Iedere wijn heeft zijn landschap; iedere akker en helling zijn wijn, iedere vlakkere helling een andere.
Eigenlijk heeft men die historie van den Kaukasus niet eens noodig. Plant de stokken van Bourgondië of Tokaye in Libourne of Langoiran, en het wordt geen Bourgogne of Tokayer; plant de stokken van den Rijn in de velden van Jerez en San Lucar en ze geven geen Rijnwijn. Dat is een axioma. Vandaar de afgrondelijke nonsens om over Australischen Bourgogne, Hongaarschen Sherry, Portugeeschen Bordeaux en Spaanschen Port te spreken.
De grond, de steen onder den grond en de zon en de regen zijn oppermachtig, hoeveel het zorgvuldig werk der menschen ook vermag. Vandaar dat hier iedere gemeente haar proces heeft gevoerd om zoo precies mogelijk te mogen zeggen wat de wijn van haar grond is. Vandaar dat in iedere gemeente enkele landen, de beste, van ouds verre verheven zijn boven de andere, en dat de wettige indeeling der groote wijnen bestaat sedert zegge en schrijve den jare 1855. Er valt aan te tornen. Maar welke staat ter wereld heeft zijn grondwet zoo volmaakt onveranderd bewaard als het keizerrijk van Bacchus in de landen van Bordeaux?
Dit voert ons van de aardrijkskunde naar de wijsbegeerte. De standvastigste staat is de beste. Er is genoeg opstandig rumoer in de lagere regionen van Bordeaux, en de aristocraten onder den wijn zien menig boer en burger welverdiend tot goed aanzien komen. Maar Bacchus' rijk is nog altijd dàt, waar men de eerste en oudste wet ter wereld erkent: kwaliteit is edeler dan kwantiteit. En de mensch die het zuiver onderscheid der kwaliteiten weet te proeven, wordt het meest geëerd en het meest beschaafd geacht. In den wijn ligt de zuiverste democratie en de hoogste aristocratie ter wereld: de democratie, die zuiver genoeg is om het van nature hoogere te eeren; de aristocratie, die berust op natuurlijke meerderheid; de prachtige boersche kracht van het Fransche volk, door geen enkel politiek onweer te vernielen; de rustige, op den grond berustende natuurlijke beschaving van den Franschen boer, burger en edelman, gegrondvest op het oordeel des onderscheids.
| |
| |
Parijs! zeggen de Bourgondische wijnboeren, en dan lachen ze. Eer men daar een goede flesch krijgt...
Parijs! zeggen ze in den Bordeaux. Dat is toch die stad waar ze de slechte jaren verkoopen aan de Amerikanen? Frankrijk, meent de Nederlander, dat is Parijs. Welneen. Parijs is Parijs. Het waarachtige Frankrijk, dat is de provincie.
Alvorens de hooge en lage landschappen, de dorpen en gemeenten, kasteelen en wijnschuren van den Bordeaux af te reizen, eerst dit: in Paul Claudel's ‘Protée’ vraagt de satyr-majoor het koor van satyrs:
Jongens, wat is de beste grond? Die donker en vet is en zwaar gemest?
Waarop het koor, uiteraard bekwame kenners, dit antwoordt:
Droge korrelige grond, klonterig als gestremde melk en vol kleine kiezels kalksteen,
Die de gloei bewaart als een oven,
Die de dikke hangende trossen stooft, van boven en van onder;
Schrale grond, die schonkig is,
Als koeien die 't beste van melken zijn, en mager in hun vel...
De hoogste wijn groeit op den schijnbaar schraalsten grond (de profetie geschiedt nooit in het rijke land, maar op de bergtoppen en in de woestijnen). Op de vette bruine klei groeit de boersche wijn. Zijn stokken staan zwaarder en rijker, en hij schijnt veelbelovender. Maar hij is maar een gezonde boer...
Hoor de historie. Als het in een zeker jaar, A.D. 1934 of 1937, der aristocratie van den wijn goed gaat, en den boer en burger ook, evenaart geen enkele wijn den aristocraat. Maar laat het een slecht jaar zijn voor den wijn, als A.D. 1935, en een der grootste kasteelen
| |
| |
verkoopt zijn wijn liever niet onder zijn eigen naam, maar simpelweg als Pauillac. Het vermaarde kasteel-etiket zou een te weinig volmaakte lading dekken.
In een goed jaar echter is de wijn van dit kasteel ongeëvenaard. In zulk een der aristocratie fataal jaar wordt hij overtroffen en afgemaakt door menige sterke en gezonde bourgeois, paysan en artisan. Het volgende jaar nemen de boeren weer diep hun hoed af: Bonjour, M. Lafite. Is dat niet ongeveer de historie van de Fransche revolutie, en andere? Alleen de dwazen meenen dat een wijn, een dichter, het Château X of de troonrede ieder jaar even goed is. Is het een doolhof om daaruit wijs te worden? Toch niet: eerlijk verstand, proefondervindelijke ervaring, en een gezond verhemelte. De ware wijsheid ligt altijd bij u, gesteld dat ge daar de bezitter van zijt... Gij zijt degeen die eet en drinkt, belasting betaalt en terecht of ten onrechte stemrecht hebt. Kieskeurigheid is een edele kunst.
De regen klettert tegen de ruiten, het is beestenweer, en de kade daar beneden, die tusschen de glibberende druppels door te zien is, lijkt Rotterdamsch. Eigenlijk toch niet, want het raam is in geen zeven jaar gewasschen - dat houdt de zon tegen die hier niets goeds te doen heeft - en de Quai des Chartrons dampt van den heeten steen, het is de haven van Bordeaux: natte vaten, hooge zwarte schepen en natte vaten, in slaanden regen en blauwen damp.
De kamer, die met haar honderden kleine fleschjes het meest op een apotheek lijkt, of een laboratorium, ligt achter uw rug. En de oude mijnheer naast u kijkt ook door het beslagen en beregende raam en zegt met een zielsvergenoegden glimlach: ‘Il pleut du vin’. Deze volslagen vaderlandsche regendag is de eerste van den wijnoogst. Hoe, bij de goden, is het mogelijk dat stortregen goed is voor den wijn? Wel, dat zit zoo: de zomer is heet geweest, maar de
| |
| |
druif is klein en niet te talrijk; wat zij noodig heeft is de regen die haar zwellen doet.
De druif is klein, maar sterk en gezond, ze zal niet rotten. Het staat er goed voor. ‘Le Bon Dieu mène la récolte...’ en als er nu nog een paar dagen zon komen, dan wordt 1937 voor den rooden wijn een best jaar. Een allerbest jaar.
Het is kwart over negen, 's morgens. Men werkt hard en vroeg in Bordeaux. De meesters van het vak drentelen achter uw rug heen en weer, waar de dozijnen kleine kalkoentjes staan in rij en gelid, elk met een etiket vol hiërogliefen beplakt, en elk met een glas er voor. Men ruikt, men snuffelt, men schenkt, men drinkt er drie druppels van, of ten minste niet meer dan een kip op Zondag, en spuwt de rest in een overgroote rozeroode marmeren fontein, hiertoe bestemd. Men schuift het eene glas vooruit en het andere achteruit, alles in diepe aandacht en stilte. De 1936-er passeert de revue. Deze oude kamer is een der hoofdkwartieren van den generalen staf der Bordeaux. Men weet er alles. Iedere minuut een ordonnans: Château Y is gisteren begonnen te oogsten, maar ze hebben uitgesteld tot Woensdag. Château X begint morgen, Château Z overmorgen. ‘La plupart des bourgeois a retardé.’ En van dat alles, en de zon en den regen van morgen en overmorgen en de komende week hangt het af wat men hier het volgend jaar denkt van de kleine kalkoentjes, die er dàn in rij en gelid staan, de Bordeaux van 1937...
De regen bedaart. Rijdt mee, het land in. Er staat een zevenkleurige boog aan den hemel: weldra ziet ge hem staan over de wijngaarden en bosschen, over de fijngevederde acacia's en het dennenwoud en op een oneindigen helderen horizon van wolken en land.
De zon schijnt. Het is een land van lange hellingen. Bacchus' groengekarteld blad groeit naast den weg. Wat is dat hier voor wijn? O, dat is nog geen wijn, dat is maar wijn.
De auto springt over een mager, blinkend watertje, over een glad betonnen brugje, en ziedaar, ge zijt in den Haut-Médoc: een regen- | |
| |
boog over bosch en veld, een dorstig en eerlijk hart, goede vrienden en de zware, barstige, getorste wijnstok links en rechts van den weg.
En daar, heel in de verte in de velden, scharrelt een groepje kleine menschen. Het is sinds een kwartier droog, het ruikt nog naar den regen, naar het water en den wingerd, en de oogst is begonnen...
Uit: Les Vins de Bordeaux, Haarlem, 1938.
|
|