Verzamelde gedichten(1970)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 404] [p. 404] Een nieuw lied van de lente De zwaluw vliegt, de knoppen springen, Zo lang verwacht; Reeds parfumeren de seringen Een milde nacht. De lijster en de kikvors zingen, En wippen beide in de wei, En zo zijn er nog veel meer dingen: De mus is blij. Daar is het dan, na zoveel weken: De kinderen spelen een nieuw spel, De blauwe reiger komt gestreken, Het hart is snel. Het kraakt weer in de oude binten, Op ieder grasveld bleekt de was, En zie, de laatste hyacinten Verdorren ras. Men ziet de meisjes aan op graties In bloemenjurkjes, - van katoen -, Dit is de tijd der declaraties, En de eerste zoen. Dit is de tijd, om te herhalen: Gij zijt het, gij, en anders geen. - Dan komt er uit den hemel dalen De hagelsteen. Dit de maand, na vele maanden Dat men weer in haar pracht aanziet, [pagina 405] [p. 405] Der liefste borsten, donker staande, En later niet. Thans ziet men vrij van winter-deken Die gratie weer natuurlijk aan, Tot door het venster schijnt de bleke, De lente-maan. Men hoort de spreeuwen zeer vroeg lispelen En ziet ze op ranke poten staan; De huiskat loopt haar staart te kwispelen, En wil er aan... Een heer raast naar de bollen-streken En keert terug met dood narcis, Zodat het ook hem is gebleken, Dat 't lente is. De dichter raadpleegt rijmwoord-boeken U te voldoen, En gaat weer zijn smal paadje zoeken In 't pril seizoen. Vorige Volgende