Verzamelde gedichten(1970)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 270] [p. 270] Drie kleine gedichten 1 Het gras verwelkt, het blad vergeelt, De kleine bruine eekhoorn speelt, En die op iedere noot in 't gras Nieuwsgierig als een eekhoorn was Ligt onder 't welke gras gestrekt Met dode blaren toegedekt, En die voor ieder feest een schat Van goud en witte kleren had, Heeft niets aan dan doods witte pij Voor staatsiepracht en feestkledij, En die geen dag was zonder vriend En zoveel vriendschap ondervond, Zij ligt met een gesloten mond, Voor 't eerst met bloemen slecht bediend, Het blauwe juffertje-in-'t-groen Staat dor in 't zaad in 't grafplantsoen, Moet wachten tot de lente komt Met bloemen waar de bij in bromt. [pagina 271] [p. 271] 2 Die met het rijke en felle hart Geloofde als kind, en sprak met God Haar oordeelt niet een streng gebod, Haar spaart Hij wel de eerste smart En wekt haar niet, maar laat haar dromen En in een tuin vol bloemen komen En zitten in een kleine stoel, Dat zij het wereldse gewoel Mag weerzien als een kind dat speelt Totdat het speelgoed haar verveelt, En slaperig te bed gebracht, Ontwakende in diepen nacht In het nabijer firmament Zo groot de nieuwe sterren kent, Dat zij begrijpend waar zij is Gerust wordt in de duisternis, En met geen dromen meer voldaan, Verder haar weg tot God wil gaan. [pagina 272] [p. 272] 3 Zij heeft naar ons niet omgezien Dan in dien eerste nacht misschien, De wereld goed genoeg gekend, En snel vaarwel gezegd in 't end, En haastig, als zij alles deed Tot hare nieuwe tocht gereed Is zij op Gods glans in den hogen Blind als een vlinder ingevlogen, Haar kleine zalige gezicht Verbleef niet in het milde licht Waarmee soms doden ons bezoeken; Waar is de kleine vlinder heen Die stierf omdat het lamplicht scheen Op dit papier? Niets dat er bleef Dan wat een hand er nederschreef Om raadselen van den dood te zoeken: Die hier met zo fel hart beminde Wist in Gods licht haar weg te vinden. Vorige Volgende