Verzamelde gedichten(1970)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 267] [p. 267] Diep in den nacht Diep in den nacht, als het werk is gedaan De pen is neergelegd, de hand vermoeid, Dan word ik weder als de slaaf geboeid Die voor zijn heer de dagtaak heeft volbracht. Dan gaan de zware ketenen weer aan, Allengs lichter te dragen, want zo vaak Verlicht dan ook het duister van den nacht Een schemering of er een venster is Hoog in de muur der cel. En ik ontwaak Tot ander leven dan de wereld is En spreek met u, en hoor berisping aan En lof, gelijk ook vroeger vaak des nachts Als ik kwam slapen na het werk. En onverwachts Komt gij met groot licht, met zo groten schijn Dat gij mij overstelpt met zaligheid En wij niet spreken, maar gemeenzaam zijn. Dan zeg ik, als de duisternis weer stort Als regen, en de zwarte eenzaamheid, Het harde werk, de boeien in de cel Mijn deel weer zijn: mijn liefste, het is wél Gods arbeider en slaaf te zijn, hoe hard Het bed alleen, hoe bitter soms de tijd Dat ik moet wachten totdat gij er zijt; Wat deert het nog, dat wie dit kent, die lijdt. Vorige Volgende