Verzamelde gedichten(1970)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 260] [p. 260] François Villon: Slotstrofen van ‘Les lais’ Toen ik dan nu het einde schreef, Vanavond, eenzaam, onbezonnen, Prevelend, voor de pen het schreef, Hoorde ik de klokken der Sorbonne Die in den vroegen nacht begonnen Het weesgegroet, dat de engel spreekt. Toen hield ik stil, en werd verwonnen, En bad, zoals het harte spreekt. Ik voelde mij zo diep verward, En niet omdat ik had gedronken, Maar het gemoed was mij benard Door wat herinneringen schonken, En wat in 't kasboek van 't verstand Stond opgeschreven, aangetekend, En zeer nauwkeurig nagerekend Van al mijn doen en onverstand. Van de al te vluchtige verwachting Die mij zo menigmaal bekoort, Van al de bittere verachting Die ik zo vaak weer heb versmoord; Ik heb vergeefs veel goeds gelezen Ik ben steeds weer opnieuw bekoord, Wat helpen wijzen en profeten Als men niet naar hun woorden hoort? Dit spel is al genoeg bedreven, Mijn hartebloed wil niet meer slaan, Van die hoop is mij niets gebleven, Van dat bed zal ik niet opstaan. Ik lig voor dood, voorgoed gebleven, [pagina 261] [p. 261] Vergetelheid is mij vergaan, Mijn zinnen zijn vermoeid gebleven, Want ik heb niet oprecht bestaan. Het is mijn zinnen stil geworden, Ik heb die boodschap wél verstaan, Ik wilde nog wat schrijven gaan, Maar kijk, mijn inkt was ijs geworden, Mijn flikkerende kaars ging uit, Mijn laatste vuur was as geworden, Ik viel in slaap, doodmoe geworden, Zo komt het, dat ik kort besluit: Dit schreef ik nu mijn tijd gedaan is, De zeer bekende Frans Villon, Geen bete brood rest mij te lafenis, Ik ben zo naakt als ik begon. Ik heb geen dak om te verblijven, Ik heb mijn vrienden al vermaakt, Niets rest dan met de pen te schrijven, En ook die kracht is haast geslaakt. Vorige Volgende