Verzamelde gedichten
(1970)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
Federico García Lorca: Het lijk in staatsie Cuerpo presente*Nu ligt hier op den steen Ignacio van edelen bloede.
Nu is het gedaan; vraagt ge wát? Zie, dit is zijn gezicht:
De dood heeft het bewolkt, het is bleek en geel als zwavel,
Hij maakte hem het hoofd tot den kop van een offerstier.
Nu is het gedaan - Regen dringt hem tussen de lippen.
De lucht, die niet weet wat ze doet, laat hem met ledige borst,
En de Liefde, die is doorweekt en besneeuwd met haar tranen,
Zoekt warmte op de bergen, waar het vee schurkt in de kraal.
Wie zegt wat? Stilte en stank dalen hier langzaam neder
Wij zijn hier bij een lijk in staatsie, opgaande in lucht,
Bij een verheerlijkte, waar nachtegalen voor zongen,
En wij zien hoe een lijk vervalt, met gaten onpeilbaar diep.
Wie plooide zijn doodshemd zo net? 't Is niet waar wat het zegt!
Niemand zingt hem hier uit, niemand weent er hier in een hoek.
Niemand spoort hierheen zijn paard, niemand verjaagt hier de slang
Ik ben hier gans alleen, met den schrik van mijn ronde ogen
Ik alleen sta dit lijk te zien, dat geen kans heeft op rust.
Hier, hier wilde ik ze zien, de mannen met harde stem.
Zij die de paarden temmen en de rivieren regeren,
De mannen met de muziek in het merg, en die zingen
Met stemmen die vol zijn van zon en van vuursteenkiezel.
Hier wenste ik ze te zien. Hier aan den voet van den steen
Hier tegenover dit lijk met de verbrijzelde lenden
Wil ik weten van hen waarheen hij den uitweg kan vinden
Deze man van het zwaard, die verslagen is door den dood.
| |
[pagina 259]
| |
Van hen wil ik horen een klacht, als van stromend water
Dat zachte nevelen heeft en diepverborgene bochten,
Om Ignacio's lichaam te dragen waar het vergaan kan
Zonder dat hij langer geloei van de stieren aanhoort.
Laat het vergaan in de ronde arena van 't maanlicht
Zoals in helderen nacht de jonge stieren het zien,
Laat het vergaan in den nacht waarin de vissen stom zijn
En het witte geboomt van den rook in de kou opgroeit.
Laat niemand dit gezicht verbergen met bleke doeken,
Maar dat ieder den dood aanzie en er zich aan gewenne.
Ga Ignacio, en vergeet den heten asem der stieren,
Slaap thans, vlucht heen, rust u uit. Want eenmaal sterft zelfs de zee.
|
|