Verzamelde gedichten
(1970)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
1Zie de' engel van den dood aan, en zie niet
Den doden mens, en niet uw eigen vrees.
Waar deze macht regeert over het vlees,
Huiver van eerbied, maar van slaafsheid niet.
Staak alle klaagmuziek en klein verdriet.
Het past wel meer uzelven te betreuren,
Die niet Gods grote macht in al gebeuren
Maar slechts uw eigen machteloosheid ziet.
En stem opnieuw dit instrument uw ziel,
Het schoonste dat u immer werd gegeven,
Aleer ge uw duistere instrumenten stemt;
Eer in den doden mens het goddelijk leven
En leer dat hij die met den dood instemt
Het menselijkst lied speelt dat te spelen viel.
| |
[pagina 130]
| |
2Hebt gij dien engel Dood eens wel herkend
Dan zijt gij levend van alle' angst genezen:
Men leert het leven door met hem te wezen,
De oneindigheid door hem te zijn bekend.
Vrees niet. Geen kent u beter dan de dood,
Geen langer; hij is ouder dan de zon.
Hij was Gods engel eer Gods licht begon,
Hij is een avond en een morgenrood.
Al waar hij maait daar zaait hij tevens,
Eer de zon scheen stierf er een andere ster,
Zo komen en zo gaan de mensenlevens
Sinds eeuwen, en zo gaan zij eeuwen her,
Verrijzend als de korrels van het graan
Die schijnbaar bij den oogst verloren gaan.
| |
[pagina 131]
| |
3Speel, zo er enige muziek moet wezen,
Een danklied, een koraal, een oogstgebed,
Geen die zo zeker onze voeten zet:
Speel een triomfmars, waar muziek moet wezen.
Opdat geen klank, der mensen vrees ten baat,
De grootheid van den dood met droefheid schaadt.
Maar dat een ieder hoor hoe deze schreden gaan.
Gelijk de maaiers, daar de zaaiers achter gaan.
Speel het gebed daarna; bidt dat hij uwe ogen
Met zijnen glans voorgoed verhelderen moge:
Geen ster brandt langer dan zijn licht,
Nooit was de aarde bloeiender gezicht
Dan voor wie in dit licht haar groene landen
Aanzag en bad te zien met sterfelijke handen.
| |
[pagina 132]
| |
4De zieke die geneest vindt in het leven
Een zoetheid die hij haast vergeten was.
Zo wordt den mens die van den dood genas
Een dieper leven eeuwig weêrgegeven.
En wien lang dorstte, hoe heft hij met beven
Iederen dronk, hoe rijk wordt ieder glas.
En wie lang zonder 's levens vreugde was,
Hoe breekt hij 't brood, als vreugde mocht herleven.
Zo met den dood. Eerst wie de wereld kent
In hare bitterheid en korten duur
Proeft dubbel iedere zoetheid ieder uur.
Eerst wie den dood kent heeft de vreugd gekend,
Hij leeft terwijl achter zijn schreden gaat
Gods engel die hem vriendelijk gadeslaat.
| |
[pagina 133]
| |
5Trompet des doods, speel den triomf des levens!
Wij horen niets dan 't korte tussenspel.
En niets verzekert ons nochtans zo wel
De grootheid van 't begin en 't einde tevens.
Aanzie, wie vreest, elk menselijk gelaat
Dat stierf in vrede, en herken dien glans.
Zo stijgt slechts éne glimlach op nochtans,
Zo straalt der liefste zalige gelaat.
Herinner u, in uw arm klopte een hart
Bonzend van 's levens lust, en stralend steeg
In een bekend gelaat Gods loutere vreugde.
Daar was de glimlach van den dood geen smart;
Wie dat mocht zien, zag wat hem immer heugde:
Doods liefelijkheid, die ook in zijn arm lag.
| |
[pagina 134]
| |
6Liefde en dood op 't eendere gezicht,
't Is één, eenzelfde menselijke glorie,
Eenzelfde lied, eenzelfde melodie,
Voor wie op aarde in goede armen ligt.
Speel dan triomf, en klaag niet om den dood:
Hij is ons lang en al te wel bekend.
Men vreest niet meer voor wat het hart zo kent
Men huivert enkel voor een macht zo groot.
Dit echter is de liefde zelf die neemt
En geeft, en neemt, en is een engel Gods
Neêrdalend in de liefste, nooit voldaan.
Speel dan triomf: wie goed is heengegaan
Stierf in de armen van dien engel Gods
Met een gelaat dat naar den hemel zweemt.
| |
[pagina 135]
| |
7Speel ons triomf, wat rest er van den dood?
Speel dan triomf: een glimlach van het leven.
Speel ons triomf, van vrees is niet gebleven,
Zo liefkoost ons de liefste speelgenoot.
Voortaan, waar er een mens gestorven ligt,
Eer God, en al wat hem het leven bood;
Eer hem die stierf in de armen van den dood
Om den glimlach die op zijn lippen ligt.
Ere zij God in dit verheven spel;
Kort is het leven, speel uw maten wél.
Speel op het instrument dat God u gaf;
Kort is het leven en zeer lang het graf.
Speel Gods triomf, hij hoort uw spelen aan;
Niet voor gij goed speelt zult gij verder gaan.
|
|