Verzamelde gedichten(1970)–J.W.F. Werumeus Buning– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Diana Diana, uit een holle rots, bespiedt haar heuvelachtige en groene jachtgebied. Daar, in de rots, ter donkere alkoof, glinsterend van wijngaardloof, waarlangs het water schiet, in schemerige nis achter 't verlichte blad ligt, trillend van het bad, die jageres en ziet naar wat omlaag ter wereld al geschiedt. Dáár, met den weerschijn van het water flauw verlicht, glanst haar gezicht, daar ligt haar smalle hand, ter ranke ribben pracht gesteund, en achteloos, de slanke speelse voet plast, in dien halven nacht, en 't water onverwacht hoog schitterend springen doet. Het zwarte haar, in lange dunne strengen, ligt op het vochtige zand verspreid, en langs den rand der rots in 't water sliert en leeft, als waar 't een nieuwe waterplant, waar 't in de heldere diepte van die sprengen beweegt, en zwiert. Waar 't aarzelend licht zich drong in deze duistere pracht, in de' open mond der grot langs schaduwrijken en gevlekten grond, voor helderen horizon sluimert haar grauwe hond. [pagina 90] [p. 90] Beneden in de zon het bos te wachten stond, dat gene jachthoorn schond. Als had de aarde zelf haar deze holle rots ten praalvertrek gemaakt en tot een steilen troon zo ligt hier die godin, starend in haren trots wakend en wreed en ongenaakbaar schoon hoog boven 't heuvelland. Dan, plotseling, staat zij recht en zij doorschrijdt haar woon en zij verheft haar hand. Een snelle wiegeling van wateren, glanzende in spel van kring bij kring. danst op den rotswand om. Gemurmel, levende van water, woud en dier weerklinkt, dat bevende de wijnrank trillen gaat en bevende de wereld zich weerkaatst in harer ogen zwarte spiegeling. Diana, staande op een rots, aanziet haar heuvelachtige, weergalmend jachtgebied. Vorige Volgende