over hoe laat zijn we wel klaar, stuurman?’
‘Twee uur, mijnheer. Más o menos, kan zijn...’
‘Twee uur stoom aan dek, meester.’
‘Accoord,’ zei de meester, en verdween.
‘Nou, en wat nou?’ vroeg de stuurman. ‘Je kan die man toch niet met geweld...’
‘Wie zegt dat?’ zei de kapitein. ‘Nee... Maar goed, als je hem hier laat blijven krijg je natuurlijk trammelant met het kantoor, later; gesteld dat hij blijft. En wie betaalt dat? Gesteld dat je hem meeneemt, en hij gaat er aan? Wat dan... Dat heb je er nou van als je een mensch een gelukkig uiteinde wilt bezorgen... Je had hem ook wel eens beter mogen vermanen, mijnheer, als passagiers onder elkaar. En stuurman, als u hem gisteren niet tot zingen had aangezet...’
‘Nou, nou...,’ zei de stuurman. ‘Nee, dat was die stoker, kapitein. Dat weet u ook wel.’
‘Maar als u hem nu eens een verklaring laat teekenen dat hij op eigen wil en geheel op eigen verantwoording aan boord wenscht te blijven?’