Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 1
(1875)–H. Welters– Auteursrechtvrij
[pagina 212]
| |
Ernst Van Mansfelt, op last van Alexander van Parma, de stad Wachtendonk. ‘Hij schoot oock, zegt Van Meteren, met vyerighe ofte gloeyende clooten vijer in de stadt waer hij conde, soo dat die van binnen haer moesten in de kelders houden’. Niets vervaarde zoo de inwoners, als dit nieuw soort van oorlogstuig. Het waren groote, uitgeholde, gegoten kogels, die met buskruit en andere brandbare stoffen gevuld waren, waarmede eene lont van gewisse lengte, door middel van een gaatje, gemeenschap had. Deze kogels werden uit mortiers of steenstukken omhoog geworpen, en, in de stad nederkomende, vielen zij door de daken en verdiepingen der huizen. De ontstoken lont bracht het vuur tot aan het buskruit, waardoor de kogels in stukken springende, de muren deden scheuren en de gebouwen in brand staken. Tegen deze vernielende kogels of bommen zich nergens in veiligheid vindende, en de verwoesting hunner eigendommen ziende, smeekten de burgers den stads-bevelhebber Lankhaer in onderhandeling te treden. Hun bidden was vruchteloos. Door Lankhaer's omkomen in eenen uitval, gedaan tot voorkoming der bestorming, waartoe het bolwerk aan de Niers reeds door twee muurbrekers geopend was, de moed der bezetting benomen zijnde, trad men in onderhandeling, welke den 19. December de overgave van de stad ten gevolge had. De bommen, voor Wachtendonk het eerst gebezigd, waren korten tijd te voren te Venloo uitgevonden. Indien de nagedachtenis van hen, die hunne talenten tot welzijn van het menschdom en tot verspreiding van nuttige kunsten en wetenschappen aanwenden, geëerd wordt, zoo wordt de geheugenis van hen, die de wereldsche rampen vermeerderen, schielijk vergeten, of, denkt men er aan, dan is het slechts met afkeer. Ditzelfde lot onderging de uitvinder; zijn naam is eene prooi der vergetelheid. Het eenigste wat men van hem weet, is, dat hij van beroep draaier was, en dat hij zijne woning had op het Helschriksel tegenover de St. Jacobskerk. De eerste proef met de bommen had plaats bij gelegenheid der komst te Venloo van den jongen hertog van Kleef. Onder een aan hem door de burgerij gegeven banket, werden verscheidene bommen in de lucht geworpen. Eene dezer viel ongelukkiglijk door het dak van een huis op de oude markt en stak hetzelve in brand. De vlammen, zich verspreidende, verteerden binnen weinige uren het derde gedeelte, of, zooals anderen verhalen, de helft der stad. De Voorzienigheid wilde haar | |
[pagina 213]
| |
voorwaar straffen wegens de uitvinding van zaken, die zulke droevige verwoestingen en jammeren te weeg brengen, waarvan de oorlog, helaas! reeds te veel voorbeelden opleverde. L.J. Ed. Keuller. |
|