Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 1
(1875)–H. Welters– AuteursrechtvrijWaleram III, Hertog Van Limburg.Ga naar voetnoot(1) († 1226.)Te Rolduc, in de rijksabdij
Slaapt hertog Waleram,
Gesmukt in rijke krijgslievrij,
Verscholen in zijn graf.
Aan zijne rechter rust zijn speer,
Gedraaid uit cederhout,
Zijn heidenzwaard zoo menigkeer
Geverfd in Turkenbloed.
De helm, gesmeed uit zuiver staal,
Omsluit hem slaap en haar,
Als kwam hij uit de zegepraal
En vleidde zich ter rust.
Naast hem slaapt menig deftige abt
En menig riddersman,
Wier namen staan in steen gekapt,
In letters groot en klaar.
Des nachts, wanneer op de ijzren baan
Voor de eerste maal de trein
Gelijk een storm op d' Oceaan
Langs 't eenzaam klooster joeg,
| |
[pagina 173]
| |
Verschrikte de eedle ridderschaar
En greep naar de oorlogsspeer;
Toen wreef zich ieder abt in 't haar
En beefde aan al zijn leên;
Toen ook ontwaakt graaf Waleram
En krabt zich in den snor,
En proeft zijn heldenarm, die stram
Op zijnen sabel leunt.
Toen roept hij tot abt Marcelijn
In norsche riddertaal:
‘Zit nog de trotsche Saladijn
Aan geen zij van de zee?
Staat nog der Christen' legervaan
Op Limburg's vest geplant?
Of waait de Turksche halve-maan
Op mijner vadren erf?
Ga, zie of niet het ketterdom
Der burgers hart bezwalkt,
Of breekt de deur van 't heiligdom
En schendt Gods heilig recht?
Ik hoor, als schelle krijgsrumoer,
Als huilen van den slag:
Kom, Marcelijn, sta op en loer,
Of 't land nog rustig is?’
De stiftabt trekt zijn graftalaarGa naar voetnoot(1)
Om 't blanke bekkeneel,
En grijnst om kerk en om altaar,
En staart in 't zwart der nacht.
Dan keert hij tot den dooden graaf
En zegt: ‘Mijn eedle vorst,
Uw Limburg draagt geen enklen slaaf
En blijft zijn God getrouw.
| |
[pagina 174]
| |
Het kruis prijkt nog op 't hoogaltaar,
Het volk is in genot;
Het was de kreet der blijde schaar,
Die ons ontwaken deed.’ -
‘Prijkt nog het kruis op 't hoogaltaar,
Leeft 't volk in voorspoed voort,
Dan blijf ik slapen duizend jaar
Betooverd in dit oord.’ -
Jos. Habets. |
|