delwijs bewogen, zeide: ‘Kom, ga achter op mijn paard zitten, wij zullen tezamen reizen en uwe makkers weldra voorbijstreven’. Wijnandus nam dit aanbod onder dankbetuiging aan en kwam op dienzelfden dag, na eenige uren te paard gezeten te hebben, in begeleiding van zijnen ruiter te Elsloo aan.
Toen Wijnandus van het paard gestegen was, zeide de ruiter: ‘Weet gij ook, goede vriend, waar gij nu zijt?’ Wijnandus antwoordde: ‘Deze omstreken zijn mij zeer wel bekend, maar wat met mij gebeurd is, kan ik niet begrijpen’. - ‘Gij hebt Christus de eer gegeven, die hem toekomt, Hij heeft uwe godsvrucht erkend; daarom werd ik gezonden om u naar huis te voeren. Ziehier uw dorp en ginder uwe woonplaats; ga, en verhaal uwen vrienden de wonderheden van God, die gij ondervonden hebt.’ De ruiter sprak en verdween.
Toen de lieden van Elsloo Wijnandus nu terugzagen en vroegen: ‘Wijnandus, waar zijn uwe gezellen?’ antwoordde hij: ‘Vandaag nog was ik te Jeruzalem; zij hebben mij achtergelaten, maar ik ben hen op eene wonderbare wijs voorbijgestreefd en nu ben ik reeds hier’. - Zijne buurlieden echter geloofden hem niet en zeiden: ‘Deze grijsaard raaskalt’.
Daarom voorspelde hun Wijnandus, onder ingeving des hemels, drie zaken, die ter gelegenheid van zijnen dood en begrafenis te Elsloo zouden voorvallen.
Ten eerste, dat, wanneer hij met de HH. Sacramenten zou bediend wezen, de begeleiders van den priester naar Meers (gehucht van Elsloo, waar Wijnandus woonde) terugkeerende, eenen engel zouden ontmoeten, die naar Elsloo trok om hem te overluiden. Deze lieden verhaalden inderdaad, dat hun bij die gelegenheid een ruiter was ontmoet, in witte zijde gekleed en bovennatuurlijk schoon en glanzend van aanschijn, die naar Elsloo reed.
Ten tweede voorzeide hij, dat, wanneer de hemelsche gezant de doodsmaar zou afgeluid hebben, de klepel der klok in Orientshof, eene weide naast de kerk, zou vallen. Ook dit gebeurde en sedert dien tijd werd voormelkde lok uit achting voor den vromen pelgrim niet meer getrokken.
Zijne derde voorspelling luidde, dat zijn graf zou rozen dragen. Dit laatste wonder duurt op den dag van heden nog voort en wordt jaarlijks in den tuin der pastorie, waarvan thans de rustplaats van Wijnandus deel maakt, hernieuwd. De nieuwsgierige lezer kan zich desnoods te Elsloo bij den weleerw. heer