Oorsprong van Gelderland. (878.)
In het jaar 878, ten tijde van keizer Karel den Kalen, bevond zich in het ‘Christendom’ van Keulen, bij de heerlijkheid Pont, een groot veld, waarin zich een rosse draak van buitengewone grootte en wreedheid ophield.
Het ondier, dat onder eenen mispelboom was gelegerd, was de schrik der omstreken, verslond menschen en dieren en noodzaakte de inwoners in de naburige bosschen en veilige schuilplaatsen te vluchten.
Eindelijk gelukte het aan de dapperheid van twee jongelingen, Wichard en Lupold, zonen des heeren van Pont, dit dier, na eenen langen strijd te dooden, waarop zich de bewoners dier streek, uit dankbaarheid aan hen onderwierpen en ze als hunne voogden of heeren huldigden.
Met medehulp huns vaders bouwden de overwinnaars ter plaatse, waar zij den draak gedood hadden, eene burcht, aan welke zij den kreet des monsters ‘Gelre’ tot naam gaven. En deze naam ging allengs op het geheele land over.
Naar het Duitsch van Fr. Nettesheim.