Marteldood van den H. Lambertus.
De heilige bisschop Lambertus wilde niet toestemmen dat vorst Pepijn met Alpaïs leefde en vermaande hem zijne rechtmatige gemalin Plectrudis weder tot zich te nemen. Maar alles was vergeefsch, Pepijn lag in de netten der wulpsche vrouw verstrikt. Zij verzon wraak tegen den heiligen bisschop; den 15. September 696 ging zij naar Bolsee en zond eenen bode aan haren broeder Dodon, die te Avroy het ouderlijk huis bewoonde, met verzoek dat hij spoedig tot haar zou komen. Zij zond ook nog andere boden uit naar de heeren van Eniburg, Sagis, Karei van Ramet, Ebruck en anderen, en toen zij ze allen bij zich verzameld zag, droeg zij hun den last op den H. Lambertus te vermoorden, waar-voor zij hun groote schatten beloofde.
Bij het aanbreken van den dag kwamen de moordenaars te zamen bij het kleine kerkje van de HH. Cosmas en Damianus te Luik, om er hun slachtoffer af te wachten. De dienstknecht van den H. Lambertus bemerkte de moordenaars en kondigde zijnen heer hunne nabijheid aan. Lambertus sprak gelaten: ‘Zou mijn laatste dag gekomen zijn, zoo bid ik God, dat Hij mij moed geve, als een goede en getrouwe martelaar te sterven’. Met deze woorden trok hij zijn misgewaad aan en begaf zich naar het altaar.
Nu stormden Dodon met zijne gezellen vooruit, verbraken de deuren en vermoordden Petrus en Andaletus, des bisschops neven. Toen zij den heilige zelven niet vonden, steeg een hunner op het dak der kapel en zag hem aldaar bidden. De goddelooze greep zijne lans en wierp ze naar beneden, zoodat zij het lichaam des bisschops doorboorde.
Nadat zij alle kostbaarheden der kapel hadden geroofd, gingen de moordenaars naar Publemont, waar Dodon den buit het verdeelen. Zij konden er niet eens over worden, kregen twist en doodden elkander.
Ondertusschen wachtte Alpaïs op den toren van Dugoye den bode van Lambertus' dood. Toen zij aan het venster zat en in de verte keek, kwamen er bloeddruppels gevlogen en stortten op de vensterbank neder. Alpaïs verschrikt, wilde ze afvegen, maar onmogelijk; ze bleven er en worden nu nog door de geloovigen in groote vereering gehouden.