Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 1
(1875)–H. Welters– Auteursrechtvrij
[pagina III]
| |
Inleiding.Er bestaat in 's menschen hart een gevoel, zoo diep als de afgronden der zee, zoo uitgestrekt als de blauwe gezichteinder, zoo verheven als de vlucht van den adelaar en tevens zoo zoet als het gemurmel van het vlietje door de malsche weiden of het gelispel van den zachtwind in den geurigen rozestruik. Dit zoo natuurlijk gevoel is de liefde tot onzen vadergrond. De mensch geeft zich rekenschap van dit gevoel en zegt bij zich zelven: ‘Alles heb ik over voor den grond, die mij zag geboren worden, glimlachen tot mijne moeder, den raad mijns vaders behartigen, ja, alles heb ik over voor dien grond, waarop ik als kind heb rondgedarteld, als jongeling heb gedroomd, en die mij thans in mijnen rijperen leeftijd met woeker mijnen arbeid vergeldt. ‘Dagelijks, o mijn geboortegrond, doet gij leven, licht en hoop op mijn wezen nederstroomen! ‘Met mij draagt gij mijne broeders en vrienden; gij streelt mijn oog door uwe bekende tafereelen en bekoort mijn oor door uwe bekende tonen. ‘Op u, o dierbare grond, leerde ik mijnen God, èn de hemelen, die Gods glorie verhalen, èn het uitspansel, dat Zijne werken aankondigt, kennen; op u werd ik aan de milde genaden der ware Kerk van Christus deelachtig. Gij bedekt de asch mijner vaderen, en ook vertrouw ik zelf eenmaal in uwen schoot te mogen rusten. (Grata quies patriae.) ‘Want ik weet, dat ik u bemin, o mijn vaderlandsche grond, en ik gevoel het, dat ik u met eene aangeboren, teedere en gewettigde liefde bemin. | |
[pagina IV]
| |
‘Ik bemin u, o land van Limburg, welks naam mij toeklinkt, zoo zoet als een harptoon, zoo zacht als de zucht der golf, die wegsterft op den oever van uwen Maasstroom’. Wij vinden echter in de uiting van het gevoel der vaderlandsliefde nog iets, waaraan de mensch veel meer hecht dan aan den bodem, die hem draagt en voedt; het zijn de overleveringen en verhalen, die zijnen geboortegrond in zijn oog verheffen en wijden. Deze volksverhalen schenken leven aan onze velden, heiden en moerassen. Zij zijn het, die ons land met eenen onverwelkbaren krans van glorie en bevalligheid omstralen. Heeft niet de Rijn zijne vermaardheid veelal te danken aan de sprookjes en legenden, die onder den naam van Rijnsagen duizenden nieuwsgierige reizigers naar zijne oevers lokken? Ieder ridderslot, iedere rots heeft er hare Sage; en waarom zou dan ook onze ijverige landman niet in de lange winteravonden, bij den hoek van den haard, aan zijne kinderen en kleinkinderen verhalen van onze lieve Heiligen, van hun stichtend leven en hunne wondervolle daden, van de heidensche oudheden en Romeinsche overblijfselen, van de aardmannetjes en de spoken, die met onze ruïnen, heuvels, velden en moerassen in verband staan? Aan die vertelseltjes ligt dikwijls meer dan men oppervlakkig meenen zonde, eenige historische waarheid, of althans eene zedelijke les ten grondslag. Deze verhalen, paarlen uit den goeden ouden tijd, als uitingen vooral van het Limburgsch karakter en de Limburgsche zeden, tot welkome gasten aan den familiekring, stichtend, leerzaam en vermakelijk voor te dragen en dusdoende ons Limburg beter te doen kennen en meer te doen beminnen, ziedaar mijn grootsch en dierbaar doelwit. Het werk is samengesteld uit Legenden, Sagen, Sprookjes en Volksverhalen. Wat is eene Legende? Eene volksoverlevering van bijzondere, stichtende en wonderbare voorvallen uit het leven van Heiligen en godvreezende zielen. Ofschoon een vrijdenker wel eens durfde zeggen: ‘Legendae sunt lugendae, d.i. de Legenden zijn te betreuren’, hebben zij nochtans voor den Katholiek steeds eene groote en godsdienstige beduidenis, want de | |
[pagina V]
| |
onschuldig vrome zin onzer voorouders met zijn bergenver plaatsend geloof straalt er in door. De Legenden wekken ons tot aandacht en vroomheid, tot vertrouwen op Gods goedheid en barmhartigheid en op de krachtige voorspraak van Gods lieve Heiligen; zij sterken ons in den strijd tegen de wereld, tegen de bekoringen van den booze en tegen onze eigen bedorven driften. In de Legenden worden de onschuld en de zuiverheid beschermd, de ootmoedigheid verheven, het geduld in de beproevingen beloond, het gebed tot God, Zijne onbevlekte Moeder en Zijne Heiligen verhoord; daarentegen worden de boosheid en ongerechtigheid telkens gekastijd. De poëzie kan niets bevalligs, niets verhevens, niets hartroerends voortbrengen, waar de Legenden niet overal zoete toonbeelden van opleveren. Nergens anders schijnt de goddelijke tusschenkomst zoo helder voor den geest; nergens komt die opperste macht zoo vaderlijk een waakzaam oog op aarde slaan, en elkeen in het bijzonder bekeeren, troosten of sterken. Wij bemerken tevens met OzanamGa naar voetnoot(1), dat, ofschoon de H. Kerk ons geloof niet vordert aan wonderlijke verhalen, die niet in de H. Schrift staan, wij die nochtans godvruchtiglijk aannemen (pie creditur), zoolang het tegendeel niet is bewezen. Overigens onderwerpen wij ons, wat aangaat onze Limburgsche Legenden, geheel en al aan het betreffend decreet van Z.H. Paus Urbanus VIII. Wat is eene Sage? Eene volksoverlevering nopens den oorsprong, het bestaan of het verval van zekere familiën, personen, plaatsen of voorwerpen van kunst en wetenschap. De Sage meldt wat ze verneemt, zij is lichtgeloovig en daarom dichterlijk, en hierin verschilt zij van de geschiedenis. Deze doet onderzoek en is derhalve meer prozaïsch. Omdat den mensch altoos eene zucht naar het bovennatuurlijke bijblijft, en omdat alle wonderbare gebeurtenissen eenen grooten en blijvenden indruk op het volk maken, zoo treft men gelijk in alle landen, ook in ons Limburg menigerlei sprookjes en verhalen aan. | |
[pagina VI]
| |
Een Sprookje (Märchen) is een lotgeval of eene reeks van lotgevallen, die van den gewonen loop des levens afwijken, en zich vaak op een ingebeeld gebied bewegen. Feeën of tooverheksen, zwarte kunstenaars, geestenbezweerders en allerhande, vooral elementarische geesten, zooals aardmannetjes, vuurmannen enz. komen erin voor, zelfs gedaanteverwisselingen grijpen er veelvuldig in plaats. Gewoonlijke Verhalen blijven op aarde. Zij bepalen zich tot het gewone leven en behelzen de natuurlijke aaneenschakeling der lotgevallen eens menschen, die door zich zelven en de toestanden, waarin hij door de Goddelijke Voorzienigheid wordt geplaatst, rijk of arm, gelukkig of ongelukkig wordt. Zorgvuldig was de keuze der onderwerpen. Vertellingen, die iets kwetsends of onzedigs bevatten, werden niet geduld. De vaderlandsche en vreemde schrijvers, waaruit ik geput heb, worden ter plaatse aangegeven. Bij mondelingsche overleveringen wordt dit door de letter M aangeduid, terwijl de letter O naamlooze stukken of stukken van onbekenden zal beteekenen. Mijnen oprechten dank breng ik aan allen, die mij in deze moeielijke taak hebben willen ondersteunen, en overtuigd zijnde dat er in deze zóó rijke mijn nog menig kostbaar kleinood ligt bedolven, hetwelk thans, bij den besten wil der wereld, het daglicht nog niet heeft mogen aanschouwen, houd ik mij voor een mogelijk bijvoegsel, aan de liefhebbers van Limburg's geschiedenis, beleefdelijk aanbevolen. Men gelieve slechts te bedenken dat de vluchtige tijd ons zal medesleepen, de graspijl van den gewijden rustakker op ons stoffelijk overschot zal groeien zonder onzen naam te verraden, maar dat hetgeen wij voor de verheerlijking van onzen vadergrond en tot stichting, nut of genoegen van onze medeburgers zullen hebben tot stand gebracht, ons nog zal overleven en als een schaduwrijke en vruchtbare boom voortbloeien op ons graf. De Verzamelaar. |
|