stuk, is een der bijzondere vuurmonden van een schip, eene batterij, enz.: de stukken werden naar de wallen gesleept. Hij voert een schip van tachtig stukken, of stukken geschut. De stukken van een schaakbord zijn de poppetjes, waarmede men daarop speelt. Eveneens wordt een muzijkstuk, een schilderstuk, een tooneelstuk, een werkstuk, ook een stuk genoemd: dat stuk werd meesterlijk uitgevoerd. Hoe veel kost u dat schoone stuk? Er wordt heden avond een fraai stuk gespeeld. Het stuk was verbrodt. Hooft. Insgelijks geeft men den naam van stuk aan evenveel welk bedrijf: het is een stout stuk, een stout bestaan. Deze beteekenis heerscht voorts in de zamenstell.: boevenstuk, dievenstuk, meesterstuk, enz. De zaak, welke iemand behandelt, draagt den naam van stuk, in de spreekw.: hij verstaat zijn stuk zeer wel. Op zijn stuk letten. Zijn stuk aanbinden. Van zijn stuk geraken. Iemand van zijn stuk brengen. Voet bij het stuk zetten, is, zich bij het voorgenomene onderwerp bepalen. Voet bij het stuk houden, is, zich op den duur aan het behandelde onderwerp verbinden. Maar stijf op zijn stuk staan, of blijven staan, is zijn opzet halstarrig doordrijven. Eindelijk zijn stukken bewijs- of berigt- schriften: dat zal bij de stukken blijken. Hij had al zijne stukken en bescheiden bij zich; en bezigt men stuk voor evenveel welk bijzonder ding in de spreekw.: een stuk of drie, een stuk vier, vijf, zes stuks, zeven stuks, vier stuivers het stuk, enz.
Een oolijk stuk vleesch, is, een ondeugend mensch. Een stuk hoers, is, bij Kil. eene hoer, een stuk boefs, en een stuk schelms, een deugeniet; gelijk als men hedendaags ook nog wel eens boertende: een stuk van eenen bakker, enz. voor eenen bakker, enz. bezigt. Stuk beteekent in het kaartspel, den heer en de vrouw van troef. Zamenstell.: stukgoederen, goederen, die in afzonderlijke pakken, kisten, enz. begrepen zijn, stukswijze, bij stukken, stukwerk, werk, dat bij stukken afgeleverd wordt, enz. Bilstuk, een stuk vleesch, dat uit de billen van een rund gesneden is, bloemstuk, een deel van eenen tuin, dat tot een bloemperk aangelegd is, bruidstuk, een stuk gelds, of ander geschenk, dat men van eene bruid ontvangt, gruwelstuk, een gruwelijk bedrijf, heldenstuk, eene heldhaftige daad, hoofdstuk, een voornaam onderdeel van een geschrift, knie-