[Strijkweer]
STRIJKWEER, z.n., vr., der, of van de strijkweer; meerv. strijkweren. Van strijken en weer. Bij Kil. evenveel als borstweer, borstwering; maar eigenlijk eene borstwering, van welke men eene gordijn, en de daarvoor liggende gracht van eene vesting, bestrijken kan, een bolwerk, of bastion, in Vriesl. een dwinger, wiens beide zijden, die met de daaraan palende gordijnen den strijkhoek vormen, in het hoogd. den naam van streiche voeren: men schoot van weerskanten uit de strijkweren allerhevigst op de bestormers.