[Strijdbaar]
STRIJDBAAR, bijv. n., strijdbaarder, strijdbaarst. Van strijden en baar. Zie baar. Tot strijden geschikt: vier honderd strijdbare mannen. Alle strijdbare manschappen werden opgeroepen. Tot den krijg toegerust: God voert zijn strijdbre wagens aan. L.D.S.P. Tot oorlogen genegen, moedig, dapper: het is een strijdbaar volk.