[Stranddief]
STRANDDIEF, z.n., m., des stranddiefs, of van den stranddief; meerv. stranddieven. Van strand en dief. Iemand, die het strand besteelt, aangespoelde goederen, met schending van het strandregt, en benadeeling van den strandheer of deszelfs strandvonder, gansch en al naar zich neemt: de stranddieven zijn met verscheidene vaten doorgegaan.