Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 724]
| |
toesluiten: zij stopte hare beide ooren met hare vingers. Die flesch moet beter gestopt worden. De gansche holligheid van een ding vol stuwen: stop nog een pijpje. Alles werd bijeen gebragt, om het lek te stoppen. Zij deed den ganschen dag niets, dan beulingen stoppen. Ruiten stoppen, is, dezelve met glas vullen. Den doorgang stoppen, is, den weg toesluiten. Figuurlijk: geld stopt geene gierigheid, het kan dezelve niet verzadigen. Zijne ooren voor eenige redenen stoppen, daaraan gehoor weigeren. Iemand den mond stoppen, hem door overtuiging, of anderzins, van tegenspraak terug houden. Dat gat is niet te stoppen, die schuld is onbetaalbaar. Een gaatje in eene kous stoppen, of kortelijk, eene kous stoppen, is, eene breuke daarin met kruiswijze over en door elkanderen henen gewerkte draden digt maken. Voorts beduidt stoppen den loop, of vloed, van eenig ding stremmen, en afbreken: stop het touw, en laat het niet meer uitloopen. Men moet alles doen, om haren buikloop te stoppen. Dat eten stopt, namelijk, de ontlasting. Eindelijk, iets derwijze in eenig ander ding duwen, dat de mond, of gansche holligheid, van dit laatste daardoor gedeeltelijk, of geheel, toegesloten wordt: stop nog wat tabak in uwe pijp. Stop eenig werk in die reet. Wil ik het in den mond stoppen? Ik heb hem in dien hoek gestopt. Van hier stop, stopper, stopping, stopsel, stopster. Zamenstell.: stopanker, stopgaren, stophars, stopnaald, stopsteen, stopverf, stopwas, stopwerk, stopwoord, enz. Aanstoppen, achterstoppen, bestoppen, bijstoppen, instoppen, onderstoppen, opstoppen, overstoppen, toestoppen, tusschenstoppen, verstoppen, volstoppen, wegstoppen, enz. Stoppen, hoogd. stopfen, angels. stoppan, zweed. stoppa, eng. stop, stoff, fr. estouper, ital. stoppare, middeleeuw. lat. stopare, stupare, gr. ςυφειν, is verwant aan het lat. stipare, holl. stuwen, hoogd. stauen, en drukt, even als deze woorden, zijne beteekenis door zijnen klank reeds eenigzins uit. |
|