[Stooter]
STOOTER, z.n., m., des stooters, of van den stooter; meerv. stooters. Iemand, die stoot. Vervolgens, een springhengst (equus admissarius), en eindelijk zekere oude zilveren munt, ter waarde van vijf groot, of derdehalve stuiver, denkelijk dus genoemd dewijl op dat muntstuk zulk een hengst zal gestempeld geweest zijn; of mogelijk, omdat op hetzelve een gewapend man in eene stootende houding was afgebeeld: ik geef voor elken visch net eenen slooter.