[Stoornis]
STOORNIS, z.n., vr., der, of van de stoornis; meerv. stoornissen. Iets, waardoor de voortduring, loop, of werking, van eenig ding op eene lastige wijze verhinderd, of afgebroken, wordt: allerlei stoornissen verijdelen onze ontwerpen, of belemmeren dezelve onophoudelijk. Het stamwoord is storen.