Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Stookkunde] STOOKKUNDE, z.n., vr., der, of van de stookkunde; zonder meerv. Van stoken en kunde. Genoegzaam hetzelfde als scheidkunde: de geneeskunde heeft oneindig veel aan de stookkunde te danken. Vorige Volgende