[Stijfsel]
STIJFSEL, z.n., o., des stijfsels, of van het stijfsel; zonder meerv. Eigenlijk, al wat dienen kan, om eenig ding te stijven, evenveel welk stijfmiddel; maar in het gebruik enkel het toebereide en brokkelig opgedroogde tarwenmeel, waarmede onze vrouwen het linnen stijven. In dezen zin wordt het intusschen door de vrouwen steeds als vrouwelijk gebruikt; en zij zullen zich waarschijnlijk nimmer door eenige taalkundige regtbank laten bewegen, om niet meer te zeggen: hoe duur is de stijfsel. Is die stijfsel al op? Van hier stijfselachtig. Zamenstell.: stijfsel abrick, stijfselmaker, stijfselmakerij, stijlselpo[...], stijlselvat, stijfselwater, enz.
Stijfsel, neders. stievels, hoogd. steife, en starke, eng. starch, komt van stijven.