[Sterreschot]
STERRESCHOT, z.n., o., van het sterreschot; zonder meerv. Van ster en schot. Eigenlijk, in navolging van walvischschot, enz., zeker uitwerpsel der sterren, anders sterresnuitsel. Nu bestaat dit gewaande schot, of snuitsel, snot, der sterren, uit olieachtige en harsige dampen, die zich in de lucht op een pakken, daar ontvonkt worden, en dan eene slijmerige stof van zich geven, welke op de aarde nedervalt, en in het vallen soortgelijk eene vertooning maakt, als of er eene ster van boven neder viel: wij hebben daar eenig sterreschot op den grond gevonden.