al te groote gemeenzaamheid met hen stelt iemand voor onaangenaamheden bloot. Den Philosophischen steen zoeken is, het vermeende geheim der goudmakers navorschen, en, overdragtelijk, eene hersenschim najagen. Jan Steen is de naam van zeker groot Hollandsch Schilder; en van hier het bekende spreekwoord dat is een stukje van Jan Steen, welks verklaring men kan opmaken uit de gewoonte van dien Schilder, die in al zijne stukken, hoe ernstig, altijd eenig grappig bedrijf mengde. Van steen komt: steenachtig, steenachtigheid, steenen, steenig, steenigen, steenigheid, enz. Zamenstell.: steenaarde, steenarend, steenbakker, steenbakkerij, steenbank, steenbeen, steenbik, steenbikker, steenbok, steenbolk, steenbreek, steendog, steendood, steenduif, steeneik, steenesch, steengeit, steengoed, steengroef, steengrond, steengruis, steengruizig, steenhard, steenhommel, steenhoop, steenhouwer, steenhouwerij, steenkalk, steenkarper, steenklover, steenklip, steenkool, steenkooper, steenkosten, steenkraai, steenkreeft, steenkuil, steenlinde, steenlijm, steenmijt,
steenmossel, steenoester, steenolie, steenoud, steenoven, steenpok, steenput, steenpuist, steenraaf, steenroos, steenrots, waarvoor men oulings ook steenroke, en zelfs enkel steen bezigde. Steenruit, steenslijper, steensnijder, steensnijding, steenstuk, steentang, steenuil, steenvalk, steenvaren, steenvisch, steenviool, steenvrucht, steenweg, steenworp, steenzaad, steenzager, steenzout, steenzwaluw, enz. Abrikoossteen, agaatsteen, ambersteen, arduinsteen, baksteen, barnsteen, bezoarsteen, biksteen, diamantsteen, dobbelsteen, dondersteen, gootsteen, grafsteen, grondsteen, hagelsteen, hoeksteen, keisteen, kersensteen, keizelsteen, leksteen, magneetsteen, marmersteen, molensteen, ontsteenen, perziksteen, pruimsteen, puimsteen, rolsteen, saphiersteen, schoorsteen, schuursteen, slijpsteen, straatsteen, tigchelsteen,
toetssteen, tufsteen, tufsteenen, bijv. n., versteenen, werkw., versteening, vloersteen, vuursteen, wentelsteen, wetsteen, zandsteen, zeilsteen, enz.
Steen, hoogd., Kero, Ottfrid. stein, Ulphil. stains, eng. stone, angels. stan, zweed. sten, vries. stien. Vond. bezigt dit woord mannelijk en vrouwelijk beide: