[Steeman]
STEEMAN, z.n., m., des steemans, of van den steeman; meerv. steemannen, of steelieden. Van stee, stede, stad, en man. Een stadsman, een stedeling; welk laatste woord men in den deftigen spreektrant bezigt: de steeman begint naar zijn buiten te verlangen. Het was eene mengeling van steelieden en landvolk.
Steeman, luidt bij Kil. stadsman, en stedsman; welke laatste uitspraak nog hedendaags in Vriesland gebruikelijk is; gelijk als steelieden aldaar stedslieuwe heeten.