Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 653]
| |
zonder meerv. Van stee, of stad, en kind. Eigenlijk, een kind van de stad. Het zou dus eenen vondeling, of wees, die van stadswege opgevoed wordt, kunnen beteekenen; maar daaraan geeft men liever de namen van stadswees, stadsjongen, enz. Daarentegen is stadskind in het gebruik een mensch, die door eene stedelijke vierschaar aan verkwisting schuldig verklaard, en daarom van stadswege onder voogdijschap gesteld, is: men heeft hem, of haar, stadskind gemaakt. Te Dantzig heet zulk een mensch stadtkind. Overdragtelijk: savoje, lang stêkint. Moon. |
|