[Steekkan]
STEEKKAN, z.n., vr., der, of van de steekkan; meerv. steekkannen. Van steek en kan; in het nederduitsch stechkanne. Eene vochtmaat, welke de helft van een anker bevat: een aam houdt vier ankers, of acht steekkannen. Zorgdrag. heeft ook stekan: 't quardeel op 12 stekannen gerekent.