Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 651]
| |
gen zag ik nooit. Dat paard is al te steeg voor mij. Steege oorlogen. D. Vel. Als ezels steeg en dom. H. de Gr. Van hier steegheid, onverzettelijkheid. Steeg, Kil. steegh, stedigh, hoogd. statig, zweed. stadig, neders. stedig, angels. staedig, eng. steatij, komt van steden, staden. Zie stadig. |
|