[Staven]
STAVEN, bedr. w., gelijkvl. Ik staafde, heb gestaafd. Iemand eenen eed van woord tot woord, ja van letter tot letter, voorzeggen, of voorlezen, om denzelven na te spreken: staven, oft veurstaven, den eed. Kil. Als ijemandt eedt doen wilt, sal den selven eedt bij den secretaris in forme, soo hem die toegelaten is, gestaeft worden. v. Hass. Van hier, dat een gestaafde eed nog evenveel is, als een uitdrukkelijke: aan den gestaafden eed, dien hij weleer aan Abram deed. L.D.S.P. Hij heeft het met gestaafden eede bezworen. Halma.
Staven, hoogd. ook staven, oud zweed. stawa, stafva, oud vries. stowian, beteekende, volgens Kil. oulings spellen, even als boekstaven, vries. boekstaveren, en veurstaven was evenveel, als veurspellen; en het stam-