[Stampvoeten]
STAMPVOETEN, onz. w., gelijkvl. Ik stampvoette, heb gestampvoet. Van stampen en voeten. Met zijne voeten stampen: dat paard houdt niet op van stampvoeten. Bijzonderlijk, zulks uit hoofde van eene onstuimige gemoedsbeweging doen: hij stampvoet en knarsetandt. In dezen zin wordt stampeijen ook meest gebruikt, dat bij Kil. stampijen luidt, en gelijkgesteld wordt aan stampen en smooren, stampvoeten en opgezwollen zyn, blazen. Maer draeide zich rondom, stampeijende, als bezeten. Smits.