[Stamboek]
STAMBOEK, z.n., o., des stamboeks, of van het stamboek; meerv. stamboeken. Verkleinw. stamboekje. Van stam en boek. Eigenlijk een boek, waarin men zijn geslacht opteekent, en aan alle daartoe behoorende personen plaats geeft. Nu plagt men in zulk een boek voor zijne bijzonderste vrienden ook wel eens een plaatsje in te ruimen, en werd iemands stamboek zijne vriendenrol; in welke beteekenis dit woord thans veelal gebruikt wordt, voor een boek, waar in men zijne vrienden eene schriftelijke verklaring van hunne genegenheid plaatsen laat: ik wil mijnen naam ook in uw stamboek schrijven. Anders geeft men aan zulk eene vriendenrol den latijnschen naam van Album amicorum.