Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 636]
| |
die het opzigt over alle daartoe behoorende stalknechten en verdere bedienden, en over de daarin staande paarden en rijtuigen houdt: er hangt voor eenen Koning veel af van goede stalmeesters. Van hier stalmeesterschap. Zamenstell.: opperstalmeester, die het opper toezigt over al de gezamenlijke stallen van eenen vorst houdt, opperstalmeesterschap, enz. |
|