[Stadhouderschap]
STADHOUDERSCHAP, z.n., o., des stadhouderschaps, of van het stadhouderschap; zonder meerv. De bediening van stadhouder: de werkzaamheden van het stadhouderschap verschilden van Provincie tot Provincie, ja in Holland bijkans van stad tot stad. Onophoudelijk ijverde men voor en tegen het stadhouderschap. De regering van eenen bijzonderen stadhouder: gedurende zijn stadhouderschap. Onder het wakkere stadhouderschap van Robles werd Vriesland bedijkt. Zamenstell.: erfstadhouderschap. Zie stadhouder, en stad, en deszelfs wortelwoord staan.