Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 627]
| |
vergrooting. Van den stadhouder, of van de stadhouders: de stadhouderlijke regering. Den stadhouder voegende: dat was niet stadhouderlijk. Stadhoudersgezind: de stadhouderlijke partij dreef eindelijk boven. Zamenstell.: Erfstadhouderlijk. Zie stadhouder. |
|