Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 626]
| |
houder, van houden. Evenveel als stedehouder. Een plaatshouder, plaatsvervanger, bijzonderlijk van den landheer, en allerbijzonderst van eenen landheer, die het land, waar de stadhouder zijne plaats vervangt, niet als Koning beheerscht; want, als een landheer zulks doet, voert zijn plaatsvervanger den naam van onderkoning; maar in plaats van onderkeizer, onderhertog, ondergraaf, enz. bezigt men den titel van stadhouder. Bij voorbeeld, wegens den plaatsvervanger van den Romeinschen Keizer in Sijrie: als Cijrenius over Sijrien stadthouder was. Bijbelv. En wegens den Tolbezorger, die het Joodsche land, onder het opzigt van den landvoogd van Sijrie, bestuurde: ende gaven hem over aan Pontius Pilatus den stadthouder. Bijbelv. Hier te lande stelden de Hertogen, Graven, en Heeren der onderscheidene Provincien plaatsvervangers onder den titel van stadhouders aan: Renneberg werd van de spaansche zijde te Groningen als stadhouder aangesteld. Nu bleef Prins Willem, nadat Holland en Zeeland van Philips II afgevallen waren, aldaar de magt oefenen, welke hij te voren als deszelfs stadhouder geoefend had, en behield hij tevens den naam van stadhouder. Onder denzelfden naam werden zijne zonen na hem tot oefening van dezelfde magt aangesteld, en in andere Provincien wederom anderen. Ja eindelijk werd Willem IV stadhouder van al de zeven vereenigde Provincien, en verklaarde men zijne waardigheid tevens erfelijk. Dus ontstond de zamenstelling Erfstadhouder en werden stadhouderlijk en stadhouderschap tevens in Erfstadhouderlijk en Erfstadhouderschap veranderd. Voorts plagt men den plaatsvervanger des Keizerlijken Landrigters in Zwaben deszelfs statthalter te noemen; gelijk als men aan den substitut Baljuw van Delftsland den naam van steehouder geeft; en denzelfden naam van statthalter voeren de aangestelde opzieners over de landgoederen van bijzondere Edellieden in Pommeren; maar in eenige Noordelijke oorden van Duitschland is daarentegen de naam van staller in gebruik, welke uit statthalter zamengetrokken schijnt, doch intusschen aan lieden, die hem van stal afleidden, tot formering van het middeleeuw. lat. constabularius, waarvan het fr. connetable afstamt, aanleiding kan hebben gegeven. |
|