veelal van het in zwang zijnde lijfeigenschap vrij kochten, en al meer en meer voorregten verwierven. Toen begon men den naam van stad bij uitsluiting aan plaatsen te geven, die zich boven anderen zekere vrijdommen en voorregten verworven hadden, ja doorgaans ook grooter en volkrijker waren, dan de overige bewoonde plaatsen; waarom men deze laatstgenoemde in het fr. met den naam van village bestempelde, maar aan de zoogenoemde steden den naam van ville gaf, welke, even als villa in het middeleeuw. lat., voorheen dan eens voor een dorp, en dan eens voor eene stad, genomen werd. Dus werd de naam van stad een bijzondere eigendom van plaatsen, die het bezit van dus genoemde stadsregten verworven hadden: als 't midden van de stadt. Vond. En daeghde uit eenen mist voor stadt op met haer vendelen. Vond. Die een belegerde stadt regeert, heeft dapper te letten op tijdtverlang; want een uur langer gehouden is somtijds 't ontzet. Hooft. In onze dagen blijft men den naam van stad aan zulke plaatsen geven, hoe zeer het bezit van uitsluitende vrijdommen en voorregten voor dezelve ook een einde genomen heeft: de stad Hindelopen, en het dorp Molkwerum, onderscheiden zich in spraak en kleeding van de overige Vriesche steden en dorpen. Hoe toepasselijk al het opgenoemde nu op stee en stede is, zal bij stede worden aangetoond. Burgerij: dat de gemoeden der steeden veel kraftiger verbonden worden. Hooft. Van stad komt stadachtig, stadlick en stadsch, bij Kil., waarvoor men
gemeenlijk stedelijk en steedsch bezigt, dat, tegelijk met het meerv. steden, van stede afstamt. De beteekenis van plaats over het algemeen heerscht in de zamenstell.: stadhouder, stadhouderlijk, stadhouderschap, stadhoudersgezind, erfstadhouder, erfstadhouderlijk, erfstadhouderschap, enz. De overige zamenstellingen zijn: stadgenoot, stadhuis, stadsafslag, stadsafslager, stadsbediening, stadsbode, stadsboek, stadsbolwerk, stadsbreukmeester, stadsbus, stadsdienaar, stadsgeld, stadsgracht, stadsherberg, stadshuis, stadsjongen, stadskelder, stadskerk, stadskeur, stadskind, gemeenlijk steekind, stadsknecht, stadslast, stadsmajoor, stadsman, gemeenlijk steeman, stadsmuur, stadsomroeper, stadspredikant, stadspoort, stadsraad, stadsregering, stadsregt, stadsschrijver, stadsschool, stadsschout, stadsschulden, stadssleutel, stadsslot, stadssoldaat, stads-