blozen. Van hier staalachtig, stalen, van staal, en stalen, werkw. Zamenstell.: staalader, eene harde streek in het ijzer, staalbruin, staalerts, staalhamer, staalhard, staalhut, staalsmederij, staalvijlsel, staalwater, staalwerk, staalwerker.
Staal, hoogd. stahl, neders. staal, opperd. stahel, stachel, eng. steel, angels., zweed., pool. stal, is verwant aan het zweed. stel, stijf, hard, boh. stalost, stijfheid, en stalij standvastig; en hetzelfde denkbeeld van stijfheid, hardigheid, heerscht ook in het middeleeuw. lat. acer, sp. azero, ital. acciaro, fr. acier, die aan ons staal beantwoorden.