[Sprookje]
SPROOKJE, z.n., o., des sprookjes, of van het sprookje; meerv. sprookjes. Eigenlijk een verkleinw. van sproke, dat bij Kil. met spreuke verwisseld wordt. In het gebruik, een fabelachtig vertellinkje: het sprookje van het roode kousje. Het stamwoord is spreken.