het de overgang van den eenen toon tot eenen anderen, waarbij men tusschentoonen overspringt. In een geschrift is een sprong een plotselingsche overgang van het eene onderwerp tot een ander, dat daarmede niet naauw zamenhangt. De natuur doet geenen sprong, beduidt, alle natuurlijke veranderingen en overgangen geschieden trapswijze. Op den sprong staan, is, gereed zijn, om dit of dat te ondernemen. In de zamenstell.: hazensprong is sprong zeker beentje uit eenen hazenpoot, 't welk voor het dier van veel gebruik is in het springen. In tweesprong, driesprong, enz. beteekent dit woord eenen barst, eene scheiding in den weg. De overige zamenstell. zijn: bokkensprong, driesprong, kattensprong, laddersprong, luchtsprong, tweesprong, viersprong, enz. Van springen.