Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 598]
| |
lijk: om den spring des oorelogs t' ontgaen. Vond. Den spring, waar onder 't was gemeent mijn vijandt te beknellen. Hooft. In het eng. springe, hoogd. sprenkel. Bij Kil. is springhel, springael, sprinckgael, en sprinckhael, een krijgswerktuig, in het lat. balista, catapulta. Van springen. |
|