[Spinnekop]
SPINNEKOP, z.n., vr., der, of van de spinnekop; meerv. spinnekoppen. Verkleinw. spinnekopje. Bij Kil. spinnekobbe, spinnekoppe. Hetzelfde als spin, spinne: de spinnekoppe grijpt met de handen, en is in de palleijsen der Koningen. Bijbelv. Zij borst aen eene spinnekop. Vond. Overdragtelijk: dat is eene spinnekop van een wijf. Indien een spinnekop hier venijn uittrekke, het komt bij haren aert toe. Vond. Voorts bij Kil. nog tweederlei slag van plantgewassen.