[Spinhuis]
SPINHUIS, z.n., o., van het spinhuis; meerv. spinhuizen. Van spinnen en huis. Eigenlijk, een huis, waar gesponnen wordt. Bijzonderlijk, een tuchthuis: sluit haar voor al haar leven in een spinhuis. Zamenstell.: spinhuisboef, spinhuisgast, spinhuismoeder, spinhuisvader, enz.