Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 543]
| |
zoo veel ruimte, als men met de hand bespannen kan: een spanne sal sijn lenghte zijn, ende een spanne sijn breette. Bijbelv. Het is slechts eene span dik. Zamenstell.: spanbaars, baars, die eene span lang is, en sterk gezocht wordt. Span, of spanne, hoogd. spanne, eng. span, fr. empan, ital. spanna, in de oude vriesche wetten ook spanna, middeleeuw. lat. espanna, spannus, komt van spannen. |
|