[Snuif]
SNUIF, z.n., vr., der, of van de snuif; meerv. snuiven, dat van verschillende soorten gebezigd wordt. Verkleinw. snuifje. Eigenlijk, al wat in den neus opgesnoven wordt. In het gebruik, snuiftabak: wat kost die snuif? Iemand een snuifje aanbieden. Spaansche snuif, enz. Zamenstell.: snuifdoek, snuifdoos, snuifneus, snuifpot, snuiftabak, enz. In de gemeene volkstaal ook snuf. Van snuiven.